Menu
Essay

Dichte deuren platlopen

by Rowan Stol

13 april 2021

Essay

Op 12 februari 2021 organiseerde het Amsterdam Museum vanuit Felix Meritis een symposium naar aanleiding van de tentoonstelling Refresh Amsterdam. Door middel van panelgesprekken, een column en een performance onderzocht het museum in dit symposium wat de staat is van het kunstklimaat in de stad. Het eerste panel draaide om de relatie tussen makers en woon- en werkruimtes. Aan tafel zitten AiRich (beeldend kunstenaar en bewoners Heesterveld Creative Community), Tim Vermeulen (directeur NDSM-werf), Nadia Benchagra (coördinator W139, bestuurslid De Zaak Nu), Massih Hutak (schrijver, muzikant, lid van collectief Verdedig Noord) en Terra Dakota Stein (jurist, lid van collectief Verdedig Noord). Het Amsterdam Museum vroeg Rowan Stol een essay te schrijven naar aanleiding van de discussie aan tafel. 

De beperkte toegankelijkheid van culturele organisaties is een inmiddels bekend punt van kritiek, waar sectorbreed aan wordt gewerkt. Door middel van een metafoor rond open en gesloten deuren illustreert Nina Simon in haar boek The Art of Relevance hoe culturele organisaties relevant kunnen worden voor een bredere doelgroep. Volgens Simon heeft men op basis van factoren als identiteit en ervaringen verschillende sleutels in handen. Met deze sleutels open je deuren naar dingen of plekken die je aandacht trekken, en daarom relevant voor je zijn. Culturele organisaties die zich bezig houden met zaken die relevant voor iemand zijn zetten daarmee de deur voor iemand open. Dit betekent echter niet dat relevantie niet gecreëerd kan worden. Het is een kwestie van het openzetten van de voordeur en het actief verwelkomen om binnen deze deur te treden, vanaf waar relevantie van binnenuit structureel kan groeien.

Zoals Massih Hutak en Terra Dakota Stein van Verdedig Noord stellen, is de deur vaak stevig gesloten voor oude buurtbewoners wanneer nieuwe culturele initiatieven in zogenoemde ‘ontwikkelbuurten’ worden opgebouwd (buurten die dienen te worden ‘opgeknapt’ of ‘verbeterd’, met vaak enkel als gevolg dat met name nieuwe, rijkere bewoners er willen komen wonen). De broedplaats is hier een voorbeeld van. Soortgelijke initiatieven nemen toe, terwijl er vanuit buurtbewoners juist een grote behoefte is aan openbare, gemeenschappelijke plekken – een behoefte waaraan culturele broedplaatsen onvoldoende beantwoorden. Ik word herinnerd aan het boek van Simon wanneer Hutak stelt dat pas wanneer ‘de deur openstaat en de ramen terugkomen die zijn dichtgebouwd aan de buitenkant van de zaal’ hij het succes van een initiatief kan meten. Voor hem is een nieuw cultureel initiatief in een buurt dus pas geslaagd wanneer de oude buurtbewoners zich ook betrokken voelen bij wat er binnen afspeelt. Het gaat niet om het aantal initiatieven, of in hoeverre de betrokkenheid van buurtbewoners staat opgeschreven in ambities van nieuwe plannen. Buurtbewoners moeten zich werkelijk welkom voelen; ze moeten actief binnen worden uitgenodigd. De relevantie voor hen is een kernwaarde, en hun gevoel van betrokkenheid en eigenaarschap daarmee de maatstaf.

Waar de deur ook dicht dreigt te vallen is bij W139: een kleinere maar toonaangevende instelling midden in het centrum van Amsterdam, waarvan het voortbestaan door gebrek aan subsidie momenteel niet kan worden gegarandeerd. Coördinator Nadia Benchagra benadrukt dat de instelling door kunstenaars zelf wordt gerund: de macht is direct bij de makers in handen. Zij zijn goed in staat om zelf de inschatting te maken van wat er nodig. Vanwege de afhankelijkheid van subsidies en fondsen om hun bestaanszekerheid te kunnen garanderen, wordt deze zelfstandige positie echter bedreigt. Vaak voelen makers zich in hokjes gestopt door wat er van bovenaf wordt bepaald, in plaats van dat ze de vrijheid krijgen zelf te kunnen beoordelen met wie en op welke manier er wordt samengewerkt. Beleid zet volgens Benchagra niet de mensen voorop, maar staat te ver weg van hoe kunstenaars daadwerkelijk wonen en leven. De deur wordt hierdoor dichtgegooid voor makers die niet passen in het profiel dat door fondsen wordt geschetst. Dit terwijl beleid juist makers in hun kracht zou moeten zetten.

Die vrijheid om naar eigen wens te creëren, is wat Tim Vermeulen, directeur van de NDSM-werf, hoopt mogelijk te maken. Hij geeft aan dat het op de NDSM draait om een buurt die van de grond op wordt opgebouwd. De buurt die nu ontstaat rond het terrein vult een voorheen lege ruimte, en voldoet daarmee aan de grote behoefte aan meer woon- en werkruimte voor makers in de creatieve sector. Daarbij moet echter ook de functie van dit terrein voor stadsdeel Noord in het oog worden gehouden, waarin Vermeulen liever een faciliterende rol speelt dan een bepalende. Terra Dakota Stein benadrukt echter: zet bewoners in hun kracht en faciliteer niet enkel. Wanneer een deur van het slot wordt gehaald betekent het nog niet dat de deur wagenwijd openstaat. Vermeulen wordt op het hart gedrukt dat hij vanuit zijn machtspositie veel invloed kan uitoefenen op de voorwaarden die er aan het openen van deuren worden gesteld.

Beeldend kunstenaar AiRich is geboren en getogen in Amsterdam Zuidoost, en woont nu in de Heesterveld Creative Community, een broedplaats die zich in dezelfde wijk bevindt. Ze herkent hierdoor zowel de positie van een maker op een broedplaats, als van een buurtbewoner die de toenemende beweging van nieuwe bewoners richting Zuidoost meemaakt. Hoewel actief samenwerken met buurtbewoners in haar praktijk geworteld is, ziet ze dat andere makers om haar heen zich niet bij de buurt betrokken voelen. Betrokkenheid met de buurt wordt door deze makers omschreven in concepten en aanvragen, maar vaak niet in de praktijk doorgevoerd. AiRich vindt dat er beter op gecontroleerd moet worden dat makers ook deze vertaalslag naar hun praktijk maken. De broedplaats op zich is het probleem niet, maar wel de functie die het vervult voor de buurt waarin het is gevestigd. Is het enkel nuttig voor de kunstenaars die er op af komen? De inherente scheiding tussen de functie van de broedplaats voor kunstenaars en de (vaak afwezige) functie voor lokale bewoners is waar de problematiek zit, stellen Hutak en Stein. Dit wordt extra in de hand gewerkt door de tijdelijkheid van velen van deze initiatieven. Vanwege korte termijn contracten blijven kunstenaars ook niet lang op eenzelfde plek, en voelen daardoor minder behoefte om zich in de buurt te vestigen. Hierin zit een verantwoordelijkheid voor fondsen: biedt meer perspectief op langere termijn en controleer of men zijn functie voor de buurt vervult.

Er lijkt een neiging te zijn om de meetbaarheid van de (positieve) impact van initiatieven, zoals broedplaatsen, uit te drukken in kwantificeerbare data: de hoeveelheid woonplekken in broedplaatsen, het aantal nieuwe werkplekken, de hoeveelheid betrokkenen, het aantal jaren dat men ergens kan blijven wonen. Terugkijkend naar Nina Simon lijkt het er veeleer om te gaan hoeveel deuren er geopend worden. Wat echter uit de uitspraken van de verschillende sprekers doorklinkt is dat het meer zou moeten draaien om de kwalitatieve waardering van deze initiatieven. Hierbij moet er ook naar worden gekeken hoe zwaar deze kwalitatieve waardering meeweegt in relatie tot de machtspositie die iemand inneemt. Hoe sterk is bijvoorbeeld de machtspositie van een oude buurtbewoner die door de ontwikkelingen in de buurt de huur niet meer kan bekostigen? En hoe staat dit tegenover de positie van een nieuwe buurtbewoner die, vanwege het aantrekkelijke, creatieve imago dat door de komst van broedplaatsen in de buurt is ontstaan, bereid is veel geld neer te leggen voor een woning in deze buurt? De ongelijkheid tussen deze posities moet in acht worden genomen. Alleen dan kunnen er positieve ontwikkelingen in deze buurten plaatsvinden, die niet ten koste gaan van de oude bewoners.

De broedplaats zelf is niet meer weg te denken uit de stad. In de verhalen van de sprekers klinkt door dat het concept zelf potentie heeft, mits erop wordt toegezien dat naast de nodige vrijheid er ook zekere eisen worden gesteld die de kwalitatieve impact van de broedplaats in acht nemen. Zo zullen er niet alleen deuren geopend moeten worden, maar ook sleutels worden uitgedeeld. Op die manier kan er worden gewerkt aan broedplaatsen waar de voorheen dichte deuren zullen worden platgelopen.